Diagnose
Er kunnen diverse oorzaken zijn voor een tekort aan bloedplaatjes. Om de diagnose ITP te stellen worden er diverse onderzoeken verricht, met name om andere oorzaken uit te sluiten. Daarom kunnen de onderzoeken geruime tijd in beslag nemen.
Het gesprek met de arts
De arts zal vragen stellen over
- De ernst, duur en type bloedingen en over nabloeden na ingrepen
- Ziektegeschiedenis van uzelf (trombose of bloedtransfusies, eventuele zwangerschappen)
- Zwangerschapswens
- Medicatiegebruik
- Levensstijl, bijvoorbeeld over verre reizen, voedingspatroon, allergieën, verslavingen
- Ziektegeschiedenis van uw familieleden
Lichamelijk onderzoek
De arts zal u lichamelijk onderzoeken om de ernst van de bloedingen vast te stellen. Hij zal kijken naar blauwe plekken, kleine puntbloedingen in de huid, bloedingen van slijmvliezen of in het netvlies (dit moet met een oogspiegel worden vastgesteld) of ernstiger bloedingen van maag of darmen, longbloedingen of hersenbloedingen. Ook zal hij de grootte van de lever en milt en lymfeklieren beoordelen.
Laboratoriumonderzoek van bloed of urine
onder andere
- een compleet bloedbeeld
- onderzoek van het bloedserum op de aanwezigheid van virussen en auto-immuunziekten
- stollingsonderzoek
- schildklieronderzoek
Bij mensen met ITP is de hoeveelheid bloedplaatjes opvallend laag, de hoeveelheid rode en witte bloedcellen is normaal.
Gewoonlijk zitten er ongeveer 150 tot 400 miljard bloedplaatjes in een liter bloed. Overigens kan het per laboratorium verschillen welke waarden als ‘normaal’ gezien worden, er zijn bijvoorbeeld ook laboratoria waar 350 miljard als bovengrens wordt aangehouden.
Er is pas sprake van een tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie) als de hoeveelheid bloedplaatjes is afgenomen tot minder dan 150 miljard bloedplaatjes per liter bloed. Als de hoeveelheid is afgenomen tot minder dan 100 miljard per liter bloed kan er sprake zijn van ITP
Pas als andere oorzaken van het bloedplaatjestekort zijn uitgesloten, kan de diagnose ITP worden gesteld.
Beenmergonderzoek is alleen nodig in de volgende situaties:
- Bij twijfel aan diagnose
- Wanneer de patiënt niet reageert op de behandeling
- Vóór verwijdering van de milt, een mogelijke behandeling
Bij het onderzoek van het beenmerg bekijkt de arts de soort, hoeveelheid en rijpheid van de aanwezige cellen en/of de structuur van het beenmerg en krijgt zo een indruk van de aanmaak van de bloedcellen. Beenmergonderzoek is geen standaard test. De test wordt alleen uitgevoerd als de dokter een sterk vermoeden heeft dat er een beenmergziekte is en bloedonderzoek niet genoeg informatie geeft.
Bij een beenmergpunctie wordt het beenmerg opgezogen en komen de cellen in de dikke soepachtige vloeistof door elkaar te liggen. In het laboratorium worden de cellen verder onderzocht.
Bij een botbiopsie wordt ook een stukje bot, met behulp van een soort klein "appelboortje" weggenomen uit het bekken voor onderzoek. Dit is niet mogelijk bij het borstbeen. Bij het stukje bot dat weggehaald wordt (botbiopt), blijven de cellen in dezelfde volgorde en structuur liggen als in je lichaam het geval is. Dit bot wordt gefixeerd en in kleine dunne plakjes gesneden, die vervolgens bekeken worden onder de microscoop. De verschillende bloedelementen worden dan geteld en beoordeeld. Er wordt gekeken of er geen tekorten of te veel elementen zijn, of de cellen goed uitrijpen en geen abnormale kenmerken vertonen, en of er tekenen zijn van infiltratie van verkeerde cellen, zoals kankercellen of bacteriehaarden. Een botbiopt geeft hierbij meer informatie dan alleen een beenmergpunctie.
Het verrichten van bloedplaatjes antistof onderzoek (de oorzaak van ITP) behoort niet tot het standaard ITP onderzoek. Op dit moment vindt men dit onderzoek nog niet betrouwbaar genoeg. Het kan ingezet worden bij problemen bij het uitsluiten van andere oorzaken
Door wie en waar de diagnose wordt gesteld
Diagnose wordt meestal in een niet gespecialiseerd ziekenhuis gesteld. Hiervoor zijn geen heel ingewikkelde technieken of apparatuur nodig. Het bloedplaatjes antistof onderzoek wordt alleen door het laboratorium van CLB/Sanquin te Amsterdam uitgevoerd.
Bij twijfel over de juistheid van de diagnose, kunt u via uw arts een verwijzing krijgen naar een van de ziekenhuizen in het expertisenetwerk ITP. Deze kan een second opinion of advies geven.
De behandeling kan ook goed in een niet gespecialiseerd (streek-)ziekenhuis plaatsvinden als de behandelend hematoloog echt goed op de hoogte is van ITP.